Lief klein meisje
Daar zit je dan, lief klein meisje,
gedwongen als voorheen,
omringd door donkere muren,
een zware schakel om je been.
Muren verdrongen en zwart,
van angst en oud verdriet,
je schreeuwt moedeloos om licht,
maar je gastvrouw ziet je niet.
Dikke snikken en opgezwollen tranen,
de smacht naar warmte die niet verdwijnt,
een beschermende omhelzing is alles wat je zoekt,
voordat je verloren gaat en wegkwijnt.
Jarenlang aan je keten,
onschuld verloren en omringd door angst en verdriet,
hunkerend naar een zacht gevoel,
maar lief meisje, ik zie je niet.
De brug is lang verbroken,
contact met je huis al jaren verloren,
lief meisje, wat ben je ontzettend sterk,
ook al wiste iemand al je sporen.
Bang en alleen in het donker,
zoekend naar een uitgereikte hand,
al smekend om een straaltje licht,
bleven de muren jaren tot stand.
Maar lief meisje je wordt nu gezien,
het licht is eindelijk gekomen,
nooit meer onterecht en alleen in het donker,
zelfs niet in je ergste dromen.
Eindelijk mocht je thuiskomen,
verlost van de angst en het oude verdriet,
verwelkomd door een sterke jou,
die je nu eindelijk ziet.